De bedoeling van deze pagina is een korte toelichting te geven op begrippen die in andere pagina’s worden gebruikt. In de tekst (van deze en verschillende andere pagina’s zijn sommige woorden in groen weergegeven. Een dergelijke groene tekst vormt een hyperlink naar de uitleg van het betreffende woord.
Abces: een hoeveelheid pus dat is opgehoopt in een weefsel door een ontstekingsreactie. Een abces is een verdedigingsmechanisme van het weefsel om te voorkomen dat het infectieus materiaal naar andere delen van het lichaam gaat.
Adenovirus: relatief onschuldige virussen voor mens en dier.
Adjuvant: elke factor die de immuunrespons versterkt bij contact met het antigeen.
Allergie: een overdreven reactie van het afweersysteem die leidt tot een ontsteking die meer schade veroorzaakt dan nuttig is. Het afweersysteem is niet in balans. Vaak spelen erfelijke factoren, een verkeerde ontwikkeling van het afweersysteem in de jeugd of een te groot aanbod aan prikkelende stoffen een rol in het ontstaan van allergieën.
Antibiogram: na het kweken van een bacterie kan worden onderzocht welk antibioticum geschikt is om de betreffende bacterie te bestrijden. Dit overzicht van geteste antibiotica met hun resultaat wordt een antibiogram genoemd.
Antigeen: elke substantie die een reactie van het immuunsysteem kan opwekken.
Artrose: artrose is een aandoeningen van de gewrichten waarbij het gladde kraakbeen oppervlak van de gewrichtsoppervlakken achteruitgaat en er zich langs de randen botwoekeringen vormen. De aandoening gaat gepaard met ongemak, stijfheid en pijn.
Artroscopie: operatietechniek waarbij door een kijkopening met een scoop (kijkinstrumentarium met lenzenstelsel) het gewricht wordt bekeken. Dit gebeurt onder algemene narcose. De betekenis in de diergeneeskunde is nog beperkt. Dit komt mede omdat de gewrichten klein zijn en er naast het eerste kijk gat ook nog openingen voor instrumentarium en dergelijke moeten worden gemaakt.
Atrofie: een afname van weefsel- of orgaanmassa. Er kan sprake zijn van een verminderde aantal cellen (numerieke atrofie) of van een verminderde functie van de cellen (eenvoudige atrofie).
Ataxie: verstoring van het evenwicht en de bewegingscoördinatie.
Auto-immuun ziekte: ziekte waarbij het afweersysteem om niet altijd duidelijke reden lichaamseigen weefsel als lichaamsvreemd beschouwt en probeert te verwijderen. Bij de hond en kat is vooral de auto immuun hemolytische anemie (AIHA) gevreesd,een ziekte waarbij de rode bloedcellen of bloed plaatjes worden afgebroken. Ook auto-immuun dermatosen komen veelvuldig voor. Dit is een ziekte waarbij de eigen huid wordt aangevallen.
Beenmergdepressie: het beenmerg is gelegen in het binnenste van de lange beenderen, de beenderen van de poten en de ribben. In dit beenmerg worden door deling van stamcellen, de bloedcellen gemaakt. Dit zijn de rode bloedcellen, de witte bloedcellen en de bloedplaatjes. Bij een beenmerg depressie worden deze bloedcellen niet meer aangemaakt. Indien de rode bloedcellen niet meer aangemaakt worden leidt dit tot een bloedarmoede.
Bloedarmoede: het bloed bevat vloeistof met diverse eiwitten (plasma) en bloedcellen. Het merendeel van deze cellen in het bloed bestaat uit rode bloedcellen. Deze rode bloedcellen zijn verantwoordelijk voor het transport van zuurstof en de afvoer van koolzuur naar en van alle delen van het lichaam. De rozerode kleur van bijvoorbeeld het mondslijmvlies, wordt bepaald door de aanwezigheid van deze rode bloedcellen. Ben je bleek dan zijn er te weinig rode bloedcellen door een gebrek aan bloed (bijvoorbeeld shock) of door te weinig rode bloedcellen. Bleke slijmvliezen zijn daarom altijd ernstig.
Biologische beschikbaarheid van eiwitten: alle eiwitten zijn opgebouwd uit (een 20 tal) aminozuren. Als een eiwit een hoge biologische beschikbaarheid heeft (bijvoorbeeld een kippen ei) wil dat zeggen dat de verhouding van de aminozuren ideaal voor het lichaam is om te gebruiken voor het aanmaken van eiwitten. Is de biologische beschikbaarheid laag, dan kunnen de eiwitten soms als brandstof worden gebruikt om via de nieren als afvalstof (ureum) het lichaam te verlaten.
Biopsie: microscopisch of chemisch onderzoek van stukjes weefsel, verkregen door opzuiging (punctie), uitponsen, uitsnijden of afschaven.
Boosteren van vaccinatie: bij een eerste vaccinatie (primo vaccinatie) reageert het afweersysteem vaak maar kort en onvoldoende. Door deze prikkel te herhalen voordat deze reactie van het afweersysteem is verdwenen (vaak al enkele weken later) ontstaat door het geheugeneffect van het afweersysteem een tweede, veel sterkere reactie. Niet alleen geeft dit een betere afweer maar ook blijft de afweer na zo’n booster veel langer in stand. Het jaarlijks (of 2/3 jaarlijks, afhankelijk van het vaccin) herhalen van de vaccinatie voordat de reactie uit het geheugen van het afweersysteem is, is in feite ook een booster. Wanneer deze herhalingsvaccinatie te laat wordt gegeven is het niet met zekerheid te zeggen of het afweersysteem hier voldoende op reageert en kan het beter zijn de vaccinatie te herhalen alsof het een eerste vaccinatie betrof.
Bordetella-bronchiseptica: deze bacterie komt bij zowel bij de kat, de hond als de mens voor. Echter de verschillende stammen worden nauwelijks uitgewisseld. Er is dus geen echt besmettingsgevaar tussen mens, hond en kat. Reeds korte tijd na de infectie worden de trilharen in de luchtwegen vernietigd waardoor de natuurlijke afweer van slijm en vuil stil komt te liggen met hevig hoesten en een bronchitis tot gevolg. Antibiotica komen eigenlijk altijd te laat om de schade aan de trilharen te voorkomen, maar dienen vooral om een bronchitis te voorkomen.
Bronchitis: ontsteking van de diepere luchtwegen. Zie ook luchtwegen.
CEH: de afkorting staat voor cysteuze endometrium hyperplasie en is een afwijking van het baarmoederslijmvlies waarbij cysten worden gevormd in de wand. Deze cysten zijn zowel via een operatie als via een echo op te sporen en treden vaak op met het ouder worden. Een afwijkende wand kan zich minder goed verdedigen waardoor er een ontsteking (endometritis) kan ontstaan en er een klein beetje ontstekingsvloeistof wordt gevormd. Als deze ontstekingsvloeistof pus wordt vormt zich een pyometrose.
Chemotherapie: geneesmiddel voor de behandeling van kanker. Ze remmen de groei van de kankercellen of vernietigen deze. Chemotherapie wordt ook wel cytostatica genoemd.
Chondropathie: ziekte van het kraakbeen.
Conservatieve behandeling: een behandeling waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een operatie. Waarom er niet voor een operatie gekozen wordt kan verschillende redenen hebben. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een operatie niet van toegevoegde waarde is of dat het gevaarlijk voor het dier is. Een andere belangrijke reden kan het financiële aspect zijn.
Ctenocephalides felis: de katten vlo. Deze komt voor zowel bij de kat als bij de hond (en de mens). Andere vlooiensoorten bestaan wel maar zijn zeldzaam. Kleine vlooien zijn de mannetjes, de grote vlooien de vrouwtjes. Deze zijn zo groot door de enorme aantallen eieren die ze kunnen leggen. Een uit het ei komende vlo larve kan nog niet springen en leeft eerst van huidschilfers, totdat ze groot genoeg zijn om bloed te zuigen. Vlooien kunnen net als muggen veel ziektes overbrengen en zijn een veel grotere bedreiging dan veel huisdierbezitters zich realiseren.
Cyste: een holte met vocht. Een cyste heeft een semipermeabele wand waardoor er wel vocht in kan komen maar er geen vocht uit kan gaan. Een cyste is niet te verwarren met een abces, een abces is namelijk met pus gevuld. Sommige cystes kunnen vanzelf verdwijnen.
Cytologie: leer der cellen. Onderzoeksgebied wat zich bezig houdt met het microscopisch onderzoeken van lichaamscellen. Zie ook cytologie op de microscopie pagina.
Doxycycline: antibioticum behorend tot de tetracycline groep. Is werkzaam tegen een groot aantal bacteriën (en chlamydia), maar remt deze alleen in hun groei en doodt ze dus niet. Hierdoor wordt de darmflora niet snel verstoord. Het is veilig in gebruik en kent nauwelijks bijwerkingen (niet geschikt voor nierpatiënten). Zie ook de bijsluiter van ronaxan.
Drager: een drager is een dier wat is geïnfecteerd met en ziekte kiem zonder dat het dier er zelf (merkbaar) ziek van is. Een drager is een besmettingsbron voor andere dieren
Ehrlichiosis: is een infectieziekte die vooral honden treft en in veel mindere mate ook mensen en katten. Ehrlichiosis wordt veroorzaakt door micro-organismen van de groep der rickettsia. De infectie wordt door tekenbeten overgebracht en kan worden behandeld met antibiotica (doxycycline).
Electro Cardio Gram: afgekort als ECG. Het samentrekken van de hartspier gaat gepaard met kleine elektrische stroompjes welke aan de buitenkant van het lichaam zijn te meten. De hartspier trekt samen in een vaste volgorde, wat te zien is in een vaste vorm van de elektrische activiteit (PQRST complexen). Een afwijkende elektrische activiteit wijst op een afwijkende manier van samentrekken van het hart. De waarde van een ECG voor het opsporen van hart ziekten is heden ten dage beperkt en verdrongen door het echoapparaat. Het ECG is vooral nog van belang voor het opsporen van ritmestoornissen. Het ECG is iets anders dan het EEG.
Electro Encephalo Gram: afgekort als EEG. Hersenactiviteit gaat gepaard met kleine stroompjes welke aan de buitenkant van de schedel meetbaar zijn. Het vastleggen van deze elektrische activiteit heeft waarde bij het opsporen van hersenaandoeningen en is vooral van belang bij onduidelijke gevallen van epilepsie. Het EEG is iets anders dan het ECG.
Elleboogdysplasie: een groep (aangeboren) aandoeningen van het ellebooggewricht, welke worden veroorzaakt door een ontwikkelingsstoornis doordat tijdens de groei de gewrichtsoppervlakken die samen de elleboog vormen, de bovenarm (humerus), de ellepijp (ulna) en het spaakbeen (radius) onvoldoende op elkaar aansluiten, met verkeerd gebruik, beschadiging en artrose tot gevolg. Zie ook de orthopedie pagina.
Enostosis: groeipijn. Pijn in de botten veroorzaakt door onvoldoende zuurstof in het botweefsel. De pijn is dan ook te vergelijken met spierkramp. Door een relatieve overmaat aan kalk wordt er tijdens de botgroei onvoldoende bot afgebroken, waardoor de doorvoeropeningen voor de bloedvaten in het bot onvoldoende meegroeien en de bloedtoevoer onvoldoende wordt. Dit is in een deel van de gevallen zichtbaar op de röntgenfoto. Vooral de (Canadese) herders zijn hier gevoelig voor.
Epileptiform: aanval behorende bij epilepsie. Dat wil zeggen: wijzend op een storing in de hersenen (zie ook algemene informatie over epilepsie).
Geëextrudeerd voer: voer dat op een hoge temperatuur (boven 100 °C) gemaakt wordt. De ingrediënten zetten uit, waardoor kauwen gestimuleerd wordt.
Gegeneraliseerde aandoening: tegenhanger van een lokale aandoening. Een gegeneraliseerde aandoening is een aandoening die een groot deel van het betreffende orgaan betreft. Zie ook systemische aandoening.
Glaucoom of groene staar: dit is een oogaandoening waarbij de druk in het oog oploopt. Dit kan niet alleen erg pijnlijk zijn, maar veroorzaakt ook blijvende blindheid. Niet te verwarren met staar. Roodheid en knijpen van het oog is een reden om op korte termijn met uw huisdier langs te komen. Bij katten wordt deze aandoening nogal eens veroorzaakt door een te hoge bloeddruk.
Heupdysplasie: een groep van (aangeboren) aandoeningen van het heupgewricht welke worden veroorzaakt door een ontwikkelingsstoornis van de kop van het dijbeen (femur) en de bekkenkom (acetabulum) waarbij tijdens de groei de gewrichtsoppervlakken onvoldoende op elkaar aansluiten met verkeerd gebruik, beschadiging en artrose tot gevolg. In tegenstelling tot vroeger is deze aandoening tegenwoordig altijd goed te behandelen.
Horner syndroom: een aandoening van het zenuwstelsel waarbij verschillende zenuwen betrokken zijn die naar de pupil, het derde ooglid, het bovenste ooglid en de borstkas lopen. Meest opvallende is een ongelijke pupil en een sloom kijkend oog. De verschijnselen kunnen duiden op problemen in het oog, de borstkas of in het halsgebied. Bij onder andere de Golden Retriever kan deze aandoening ook spontaan idiopatisch optreden.
Hernia: hernia betekent uitpuiling. Een hernia kan op verschillende plaatsen ontstaan. Bijvoorbeeld in de lies (hernia inguinalis) in de rug (rughernia of hernia nuclei pulposie = tussenwervelschijf uitpuiling) of het middenrif (hernia diafragmatica)
Histamine: stoffen die betrokken zijn bij processen in het zenuwstelsel, het maag-darmkanaal en de afweer. De stof kan vrijkomen uit mest of mastcellen bij contact met stoffen buiten het lichaam en kan zo ontstekings- of allergische reacties veroorzaken.
Histologie: leer der weefsels. Een weefsel is een groep cellen met een zelfde bouw of functie. Zie ook histologie op de microscopie pagina.
Hypofyse: oftewel hersenaanhangsel. Dit is een klier die kleiner is dan een halve centimeter midden in het hoofd, die vele hormonen afscheidt. Deze hormonen kunnen rechtstreeks invloed uitoefenen op het lichaam zoals oxytocine of groeihormoon, maar ook weer invloed uitoefenen op andere hormoonklieren zoals de schildklier en de bijnier.
Hypoglycemie. ook wel kortweg “hypo” genoemd. Een te laag bloedsuiker, waardoor met name het zenuwstelsel niet meer goed functioneert. Oorzaken zijn ondermeer narcose, te weinig eten bij kleine rassen (chihuahua) of een overmaat aan insuline. In het laatste geval kan een levensgevaarlijke situatie ontstaan met als gevolg epilepsie en coma.
Idiopatisch: een veel gebruikt woord in combinatie met een aandoening. Dit woord geeft alleen maar aan dat de aandoening optreedt zonder aanleiding en ook zonder dat een oorzaak bekend is. Een idopatische dermatitis is dus geen diagnose maar een omschrijving van een huidontsteking zonder oorzaak.
Immuunsysteem/afweersyteem: een zeer complex systeem wat er voor zorgt dat het lichaam vrij gehouden wordt van infecties, beschadigingen opruimt en repareert, gevormde kankercellen op tijd probeert op te ruimen etc. Kortom het immuunsysteem zorgt ervoor dat het lichaam gezond blijft. Het immuun systeem kan echter ook verkeerd reageren. Zie auto-immuun ziekte en allergie.
Incubatie tijd: de tijd die verloopt tussen het contact met de smetstof en de eerste verschijnselen van een infectie. Gewoonlijk duurt dit uren tot dagen maar bij rabiës kan deze incubatie tijd wel 2 jaar bedragen.
Infectie: een infectie wordt veroorzaakt als een levend organisme zoals een bacterie, virus, schimmel of een parasiet het lichaam binnendringt en daar (door vermeerdering) schade veroorzaakt. Op de schade door een infectie reageert het lichaam vaak met een ontsteking.
Ivermectine: breedspectrum anti-parasiticum behorende tot de groep van de avermectines. Het zijn in het algemeen zeer veilige middelen die werken op het zenuwstelsel van een groot aantal parasieten waaronder mijten, wormen, luizen en vlooien. Ze zijn echter weer niet werkzaam tegen teken en lintwormen. Modernere varianten van ivermectine zijn Stronghold (selamectine) en Milbemax (milbemecine). De avermectines zijn zo veilig, omdat ze bij zoogdieren niet kunnen doordringen tot het zenuwstelsel wat van het lichaam gescheiden wordt door de “bloed-hersenbarrière”. Voor sommige hondenrassen waaronder de Collie geldt dit echter niet. Deze overgevoeligheid vindt zijn oorsprong in het ontbreken van het MDR-2 enzym in het lichaam van deze dieren, waardoor Ivermectine giftige bijwerkingen kan geven. MDR-2 deficiëntie is bekend bij collie-achtige honden (zoals de Bordercollie en de Schotse collie), maar ook bij bijvoorbeeld de (witte) Zwitserse Herdershond. MDR-2 deficiëntie is tegenwoordig vast te stellen in het bloed. Ivermectine is voor landbouwhuisdieren en paarden alleen als injectiepreparaat of als wormmiddel te verkrijgen. De moderne stoffen uit deze groep zijn echter ook veilig bij Collies en zijn daarom ook als tablet of druppel in de nek te gebruiken tegen wormen, vlooien en mijten.
Ixodes Ricinus: de schapenteek is in Nederland de meest voorkomende teek die zich niet alleen op schapen maar op veel andere zoogdieren en de mens voedt. Onterecht wordt hij soms ook wel hondenteek genoemd. De teek is vooral ook bekend als overbrenger van de lymeziekte in Nederland. De teek vervelt driemaal en moet voor iedere vervelling een bloedmaaltijd gebruiken, die meestal van drie verschillende gastheren zal komen. Teken gaan extreem zuinig met hun energie om en kunnen meer dan een jaar zonder eten. De schapenteek komt vooral in vochtige gebieden met ruige begroeiing voor, meestal op zandgrond. Duin en heide met vochtige plekken zijn een ideaal leefgebied voor deze teken.
Kirschner draden: gesteriliseerde, gladde pinnen van roestvrij staal. Deze bestaan in verschillende soorten en worden gebruikt om botfragmenten bij elkaar te houden of voor tractie. Deze draden worden meestal gebruikt voor tijdelijke fixatie. Als de fractuur klein is kunnen ze ook als definitieve fixatie gebruikt worden.
Leishmania: een bloedparasiet van het geslacht van trypanosome protozoa. De parasiet wordt verspreid door zandvliegen rond de Middellandse zee (zie ook Leishmania).
Laesie: een abnormaliteit in weefsel. Wordt meestal veroorzaakt door ziekte of door trauma.
Liquor punctie: de hersenen en het ruggenmerg zijn omgeving door vliezen met daarbinnen vocht: de liquor. Punctie van liquor kan hersenvliesontstekingen en soms ook ontstekingen van de hersenen aan het licht brengen. Deze punctie kan het best gebeuren onder narcose.
Longoedeem: indien het longweefsel meer vocht als normaal bevat dan wordt dit longoedeem genoemd. Er zijn twee groepen oorzaken van longoedeem: 1) Een stagnerende bloedsomloop door bijvoorbeeld hartproblemen, trombose of tumoren of 2) een beschadiging van het longweefsel, door bijvoorbeeld infectie met bacteriën schimmels of wormen, irritatie door inademing, beschadiging, trauma door bijvoorbeeld aanrijding. Het vocht kan zich ook ophopen in de borstkas en zit dan meer tussen de longen. Longedeem gaat vaak gepaard met een moeilijkere ademhaling en hoestklachten. Voor longoedeem wordt ook vaak de wat verwarrende term vocht achter de longen gebruikt.
Luchtwegen: de luchtwegen bestaan uit de neus (rhinitis), de keel (pharynx), het strottenhoofd (larynx), de luchtpijp, de diepere luchtwegen (de bronchiën) en de longblaasjes (alveolie).
Ontstekingen aan de neus heet rhinitis, keel: pharyngitis, strottenhoofd: laryngitis, luchtpijp: tracheïtis, diepere luchtwegen: bronchitis en longblaasjes: alveolitis. Bronchiën, longblaasjes en tussenliggende longweefsel (het interstitium) vormen samen de longen. Een longontsteking wordt een pneumonie genoemd.
Lumps (Cervical Lymfeadenitis): een zwelling of abces in de lymfeklieren van de nek.
Luxatie: het uit de kom schieten van een gewricht. De schouder en de vingerkootjes zijn de gewrichten die het meest luxeren. Vaak is er bij een luxatie ook schade aan de omringende kapsels en banden. Het kan ook zijn dat er schade is aan zenuwen en bloedvaten waardoor het kraakbeen beschadigd raakt.
Lymfoom: een vorm van kanker die uitgaat van lymfocyten. Lymfocyten zijn een type cellen van het afweersysteem.
Meningitis: ontsteking van het hersenvlies. Deze kan veroorzaakt worden door bacteriën, virussen (hondenziekte), maar ook door een storing in het afweersysteem. Voor de juiste behandeling is onderzoek van liquor nodig.
Mycophyt: uiterst veilig schimmeldodend middel voor uitwendig gebruik. In 2008 in Nederland uit de handel genomen.
Metaplasie: de reversibele (omkeerbare) verandering van het ene celtype naar het andere celtype op een plaats waar dit normaal gesproken niet voorkomt.
MDR2 gen: een van de vele genen bij honden die verklaren waarom sommigen honden heel anders reageren op medicijnen dan alle andere honden (zie ook ivermectine). Sommige rassen worden hierop gecontroleerd voordat hiermee gefokt mag worden.
Narcose: een goede algehele narcose wordt gekenmerkt door uitschakeling van bewustzijn, pijn, reflexen en spierspanning. Hoe dieper de narcose hoe meer functies worden uitgeschakeld en hoe belangrijker het is om al deze functies te bewaken en te ondersteunen. Zie ook het begrip “roesje“.
Necrose: het afsterven van cellen in een weefsel. Het weefsel wordt zwart van kleur. Necrose is eigenlijk altijd schadelijk voor het dier omdat de cel openbarst en de celinhoud vrij komt. Deze celinhoud tast vervolgens omliggende cellen aan.
NSAID’s (Non-Steroidal Anti-Inflammatory Drugs): een groep van pijnstillers die zowel een koortsverlagende als een ontstekingsremmende werking hebben. Kan bijvoorbeeld gebruikt worden in de behandeling van artrose.
Obstipatie: een vertraagde of moeizame stoelgang.
Oedeem: een opeenhoping van vocht in weefsel wat tot een zwelling leidt. De hoeveelheid vocht in het lichaam is te groot, of de verdeling van het vocht is abnormaal.
Oestrogenen: vrouwelijke hormonen die een belangrijke rol spelen bij de vrouwelijke geslachtskenmerken, de voortplantingcyclus en de dracht. Ook mannelijke dieren maken kleine hoeveelheden oestrogenen; het is echter onduidelijk welke functie ze bij mannelijke dieren hebben. Vogels maken onder invloed van oestrogenen speciaal calciumrijk mergbot aan dat dient als voorraad voor het eierenleggen.
OCD (osteochondrose): osteochondrose is een aandoening van het bot (osteo) en het kraakbeen (chondro). Het kraakbeen vormt de bekleding van het bot in de gewrichten en wordt in de groei van het onderliggend bot gevormd en gevoed. Indien er tijdens de groei iets misgaat met dit proces, komt het kraakbeen los van het bot te liggen of laat het zelfs helemaal los. Het andere deel van het gewricht en de gewrichtsvloeistof hebben dan rechtreeks contact met het onderliggend kale bot. Dit is zeer pijnlijk. Sommige rassen en sommige delen van gewrichten (schouder, hak en knie) zijn extra gevoelig voor OCD. Van sommige medicijnen is bekend dat ze de vorming van kraakbeek kunnen verstoren. Deze medicijnen kunnen dan ook beter niet bij jonge snelgroeiende dieren worden gegeven. OCD is in het beginstadium niet goed te zien op röntgen foto’s.
Ontsteking: ontsteking is een reactie van het lichaam op beschadiging van weefsels. Gewoonlijk zijn dit prikkels van buiten het lichaam. Een ontsteking heeft als doel het verwijderen en opheffen van de prikkel en het herstellen van de schade. Een ontsteking kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een infectie of door een beschadiging of door een verkeerde reactie van het afweersysteem. Zie ook meer uitleg over ontsteking elders op deze website .
Osteosynthese: met behulp van platen, schroeven en dergelijke kunnen botdelen aan elkaar vast worden gezet. Osteosynthese is een operatie waarbij dit materiaal in het lichaam wordt geplaatst om zo de botdelen aan elkaar vast te zetten.
Otoscoop: instrument met lamp en vergrootglas waarmee de gehoorgang en het trommelvlies kunnen worden beoordeeld.
Para-influenza: kan net als bordetella kennelhoest bij honden geven. Para influenza is, in tegenstelling tot bordetella, geen bacterie maar een virus. Tegen virussen bestaan nauwelijks medicijnen. Vaccineren is de manier om deze ziekte te voorkomen en gebeurd standaard met de vaccinatie cocktail.
Paraveterinair: sinds 1990 is dit een echt beroep met een wettelijke status. De paraveterinair volgt een middelbare beroepsopleiding en mag, in tegenstelling tot de vroegere dierenartsassistente, kleine medische handelingen (soms zelfstandig, soms onder toezicht van een dierenarts) verrichten. Tevens heeft de paraveterinair de wettelijke status om onder leiding van een dierenarts een (eerste) diagnose en behandeling te stellen. Zie ook paraveterinairen in onze kliniek.
Partus: het geboorteproces, het werpen van de jongen. Veel huisdiereigenaren hebben de neiging om de omgang met dieren te vermenselijken (antropomorfisme) en gebruiken menselijke termen zoals zwangerschap (drachtigheid) en bevallen voor partus of werpen.
Parvo-virus: diarree virus bij honden die het slijmvlies van de darmen vernield en een hartspierontsteking kan geven, met vooral bij jongen honden veelal een dodelijke afloop. Het virus is waarschijnlijk ontstaan uit het parvo virus bij de kat: kattenziekte.
Pneumonie: de longen bestaan uit 2 helften met iedere meerdere delen (longkwabben). Bij een longontsteking (pneumonie) zijn de longblaasjes aangetast. De longblaasjes zorgen voor de overdacht van zuurstof naar het bloed en koolzuur uit het bloed. Een longontsteking waarbij een groot deel van de longen is ontstoken kan daarom dodelijk zijn. Bij een dubbele longontsteking zijn niet alleen de longblaasjes aangetast, maar ook het tussenliggende weefsel met de bloedvaten. Dit is nog ernstiger.
Zie ook: luchtwegen.
Polygene aandoening: een aandoening waarbij het ontstaan van een ziekte wordt bepaald door een combinatie van meerdere genen.
Prebioticum: niet verteerbare levensmiddeleningrediënt waardoor de groei en/of activiteit van één of meerdere soorten bacteriën selectief gestimuleerd wordt, wat de gezondheid van de gastheer beïnvloed.
Progesteron: dit hormoon wordt geproduceerd door de eierstokken en wordt ook wel het zwangerschapshormoon genoemd omdat het bij een aantal dieren alleen wordt gevormd als het dier drachtig is. Dit hormoon heeft allerlei invloeden op het lichaam. Het verhoogd de eetlust, het verhoogd de suikerstofwisseling, het veranderd het gedrag, het legt de cyclus stil en maakt onvruchtbaar, het stimuleert het borstklierweefsel en het verminderd de afweer om afstoting van de vrucht te voorkomen (de vrucht is immers voor de helft genetisch verschillend van de moeder). Het hormoon progesteron wordt in de diergeneeskunde vooral allerlei toepassingen gebruikt. Bijvoorbeeld het voorkomen van loopsheid en krolsheid en het verminderen van allergieën bij de kat. Het hormoon vergroot echter de kans op borstklierkanker en suikerziekte.
De teef heeft als bijzonderheid dat na de loopsheid dit “zwangerschapshormoon” altijd wordt geproduceerd, ook als de teef niet drachtig is. Dit blijkt een ernstige bedreiging voor de gezondheid op latere leeftijd. Reden om bij teven te adviseren om deze al vroeg te steriliseren.
Punctie: het insteken van bijvoorbeeld een holle naald om bloed, vocht of weefsel (zie biopsie) uit het lichaam te verwijderen.
Pyometra: een infectie van de baarmoederwand en wordt meestal voorafgegaan door CEH. Pyometra is een aandoening die levensbedreigend is en als spoedgeval behandeld moet worden. De kans op pyometra wordt zo goed als nihil nadat de hond of kat gesteriliseerd is.
Reconstructie: het weer in de oorspronkelijke staat brengen, bijvoorbeeld de reconstructie van gebroken botten na een aanrijding.
Repositie, reponeren: Hiermee wordt het weer op zijn plaats brengen of leggen van organen of botten bedoeld. Bijvoorbeeld bij maagkantelingen, een heup uit de kom of bij een breuk in de botten.
Reproduceerbare meting: met een reproduceerbare meting wordt bedoeld dat indien je de meting opnieuw doet er ook de zelfde resultaten uitkomen. Indien een dier thuis getemperatuurd wordt en de thermometer thuis een andere temperatuur aangeeft dan op de praktijk, dan kan dat zijn om dat het dier zelf een andere temperatuur heeft maar ook omdat de thermometer of de manier van temperaturen verschilde.
Resistentie: het niet (meer) werkzaam zijn van een middel. Dit kan zijn omdat het werkingsmechanisme van het middel gewoon niet aanwezig is bij de betreffende aandoening. Antibiotica die de vorming van de celwand blokkeren werken niet bij bacteriën die niet een dergelijke celwand hebben (Gram negatieven). Resistentie kan ook ontstaan omdat het micro-organisme zich heeft aangepast.
Reverse sneezing: ook wel “omgekeerd niezen”. Het is een bekend verschijnsel bij de hond en veelal onschuldig. Het is het plotseling optreden van zeer geforceerde inademingsbewegingen door de neus die een snurkend geluid veroorzaken.
Roesje: hiermee wordt een gedeeltelijke narcose bedoeld waarbij bewustzijn, pijn, reflexen en spierspanning slechts gedeeltelijk zijn uitgeschakeld. Ook wel sedatie genoemd. Met een roesje kunnen de minder pijnlijk ingrepen en onderzoeken worden uitgevoerd. Hoewel ook een roesje een risico heeft is dit bij juiste bewaking veelal klein. Bovendien bestaan er voor de moderne middelen anti-injecties waardoor de werking wordt opgeheven. Zie ook het begrip narcose.
Ruggenmerg: deel van het centrale zenuwstelsel dat de spier en tastfunctie van de poten met de hersenen verbindt. Het ruggenmerg bevat net als de hersenen zenuwcellen en schakelcentra, waardoor het zelfstandig kan optreden in de vorm van reflexen, bijvoorbeeld de kniepees-, pijn- en terugtrekreflex.
Sepsis: ook wel bloedvergiftiging genoemd. Dit is een ernstige vorm van een infectie waarbij het afweersysteem niet kan voorkomen dat een massale hoeveelheid virussen of bacteriën in de bloedbaan terecht komen en zo alle organen kunnen worden aangetast. Verschijnselen van sepsis zijn, naast algemene verschijnselen zoals hoge koorts, een veelal pompende ademhaling en een snelle pols, afhankelijk van de aangetaste organen.
Shock: dit woord wordt makkelijk en veel gebruikt, maar is een zeer lastig begrip. Er bestaan veel verschillende vormen van shock: hitte shock, toxische schok, neurogene shock en septische shock. De overeenkomst tussen eigenlijk al deze vormen van shock is dat de doorstroming van het bloed niet in alle delen van het lichaam voldoende is. Indien deze situatie lang duurt ontstaat ernstige schade aan weefsels door ophoping van afvalstoffen en onvoldoende aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen. De hersenen en hart zijn het meest gevoelig voor shock. Het lichaam zorgt er dan ook voor dat de bloedsomloop in deze organen het langst op peil blijft.
Souffle: (of souffel) een geruis of souffle aan het hart (souffle au coeur) is een geluid, dat door onderzoek met een stethoscoop aan het hart wordt waargenomen. Een geruis berust dikwijls op turbulente stroming van het bloed, en is dan afwijkend. Oorzaken zijn dun bloed door bloedarmoede, hoge bloeddruk of wervelingen als gevolg van afwijkingen in de bloedstroom (kleplekkage), lekkage of extra verbindingen tussen beide harte helften, vernauwingen van de long- (pulmonaal stenose) of lichaamsslagader (aorta stenose) of een afwijkende bespiering van het hart (HCM). Puppy en kittens van enkele maanden hebben veelal dunner bloed; ruisjes op deze leeftijd hebben dus niet altijd betekenis. De meest geëigende manier om de oorzaak van bijgeruisen op te sporen is echo onderzoek.
Staar: met staar wordt een vertroebeling van de lens bedoeld. Dit kan het gevolg zijn van afwijkingen in de stofwisseling zoals suikerziekte, maar kan ook een ouderdomsverschijnsel zijn. Staar kan net als bij de mens geopereerd worden. Dit is echter zelden nodig voor het welzijn van het dier.
Sterilisatie/castratie: deze begrippen worden vaak door elkaar heen gebruikt, terwijl ze toch heel verschillend zijn. Bij castratie worden de hormoonproducerende organen, de teelballen en de eierstokken, verwijderd. Bij sterilisatie worden de dieren alleen onvruchtbaar gemaakt, bijvoorbeeld door het afbinden van de eileiders of de zaadleiders (hoewel er tegenwoordig ook andere mogelijkheden zijn). Waarschijnlijk spreekt men gewoonlijk van castratie bij mannetjes, omdat je goed kunt zien dat de teelballen ontbreken, terwijl bij vrouwtjes, waarvan de eierstokken en de baarmoeder zijn verwijderd, gewoonlijk wordt gesproken van sterilisatie. Dit is dus eigenlijk foutief.
Indien u werkelijk wilt dat uw dier gesteriliseerd wordt (hetgeen zelden een goede keus is), vermeldt dit dan bij herhaling en uitdrukkelijk.
Streptococcus: de Streptokokken (Streptococcus)is een verzamelnaam voor bacteriën die microscopisch te herkennen zijn doordat ze in kettingvorm (of in paren) groeien. Streptokokken zijn zowel nuttige als ziekmakende bacteriën voor mens en dier. Aan iedere streptokokkensoort zijn bepaalde ziektebeelden verbonden. De voor de mens meest kwaadaardige streptokok is de S. pyogenes, de vleesetende bacterie welke ook veel voorkomt bij abcessen van de kat.
Subluxatie: een gedeeltelijke luxatie (ontwrichting). Een luxatie is het uit de kom schieten van een gewricht.
Synoviaal vloeistof: een vloeistof die door het synoviale membraan in gewrichten wordt geproduceerd. Deze vloeistof heeft zowel een biologische als een mechanische functie. De mechanische functie is het smeren van het gewricht zodat dit gewricht soepel loopt. De biologische functie is het voeden van het kraakbeen. Bij artrose treedt er een verandering in het synoviale membraan op waardoor er minder vloeistof wordt geproduceerd.
Systemische aandoening: een gelokaliseerde afwijking die echter op meerdere plekken voorkomt en daardoor het hele lichaam (het hele systeem) treft. Bijvoorbeeld een bindweefselaandoening of suikerziekte.
Trauma: dit is een ander woord voor beschadiging van buitenaf. Het kan zowel een beschadiging van de geest, de psyche zijn (psychogeen trauma), als een werkelijk fysieke beschadiging . Voorbeelden hiervan zijn de milt, lever of ruggenmerg trauma.
Trepaneren: het aanboren van een ruimte in het bot, bijvoorbeeld het middenoor, de voorhoofdsholte of de kaakholte.
Trombose: verstopping van een bloedvat door een bloedstolsel. Dit kan langzaam gebeuren of zeer acuut. Doordat het achterliggende gebied onvoldoende zuurstof krijgt ontstaat weefselschade, hetgeen gepaard gaat met (heftige) pijn (kramp) en algeheel ziek zijn. Ook kan er shock ontstaan. Niet alleen het bloedstolsel is verantwoordelijk voor de pijnklachten maar ook het vrijkomen van allerlei ontstekingsstoffen bij trombose is dit. Het experimenteel (operatief) afklemmen van hetzelfde bloedvat geeft namelijk geen of nauwelijks klachten. Trombose is dan ook veel ernstiger dan alleen het afknellen van een bloedvat en is te vergelijken met het hartinfarct bij de mens.
Ureum: een zeer eenvoudig stofje dat door de lever wordt gemaakt uit stikstof (N) en waterstof (H) en dient om afgebroken eiwitten (aminozuren) kwijt te raken. De nieren zorgen voor de afvoer. De hoeveelheid die de nieren (en lever) moeten verwerken hangt niet alleen af van de hoeveelheid eiwit maar vooral van de biologische beschikbaarheid van het eiwit en is te beïnvloeden met (nier)diëten.
Vaccinatie, vaccineren, enten: bij vaccineren wordt het dier in contact gebracht met een hoeveelheid smetstof die niet ziekteverwekend is, met de bedoeling het afweersysteem zodanig te prikkelen dat er afweer ontstaat tegen de verwante (echte) ziekteverwekker. Er bestaan verschillende manieren om het dier in contact te brengen. Naast de bekende injectie met een naald is het ook mogelijk de smetstof over te brengen via de neus (zowel bij de hond als bij de kat) of via een uitgetrokken een wondje in de huid bij bijvoorbeeld pokken vaccinatie.
Verteringskwaliteit. dit is de mate waarin het voer of de grondstoffen verteerbaar is. Op het voer staan alleen “ruwe” gehaltes” aangegeven. Of het lichaam de grondstoffen kan verteren is hier niet uit op te maken. Onverteerbare grondstoffen hebben grote invloed op de damflora omdat ze als voedsel voor de daar levende bacteriën dienen. Winderigheid, maar ook stank, slijm of dunne ontlasting kunnen louter het gevolg zijn van slecht of matig verteerbare grondstoffen.
Vasculitis: ontsteking van de haarvaten aan de randen van het lichaam, zoals de oorranden of de voetzolen. Deze ontstekingen kunnen allerlei oorzaken hebben. Meestal wijst deze aandoening op verstoringen van het afweersysteem door langdurige infecties, allergieën of overgevoeligheden. Maar een vasculitis kan ook het gevolg zijn van koude (bevriezing) of gifstoffen in de bloedsomloop.
Wobbler-syndroom: bij deze aandoening treedt er door een overmatige calcium opname via het voer onvoldoende afbraak en recycling van het eigen botweefsel op (te vergelijken met enostosis). Dit heeft tot gevolg dat het ruggenmerg kanaal, wat binnen de halswervels loopt, vernauwd zodat het ruggenmerg beschadigt raakt en de (vaak grote) hond verlammingsverschijnselen krijgt aan de achterhand die lijden tot ataxie. Het beeld lijkt op dat van instabiliteit van de halswervels (cervicale instabiliteit). Dit is een aandoening waarbij de wervels tijden de beweging van de hals niet altijd op hun plaats blijven waardoor eveneens het ruggenmerg in de klem komt. De cervicale instabiliteit is niet goed zichtbaar op röntgen foto’s, de Wobbler is in principe op de foto’s zichtbaar te maken.
Ziekte van Weil: bacteriële infectieziekte bij onder andere de hond, de mens en het rund. Wordt vooral verspreid door urine (van de bruine rat). De ziekte geeft bij een deel van de honden en mensen ernstige acute verschijnselen van de buik met spugen, buikpijn, koorts en geelzucht. Hoewel goed behandelbaar met antibiotica, kan deze ziekte zo agressief zijn dat hulp snel te laat komt. Reden om hier standaard tegen te vaccineren.
Zoönose: infectieziekte die van dier op mens of omgekeerd kan overgaan. Zie ook Zoönosen.