- Anaalklier/anaalzakontsteking
- Bijtwonden door en bij honden
- Epilepsie
- Jonge honden tumor (histiocytoom)
- Scheve kopstand
- Voorhuidsontsteking bij de reu
- Urineweginfecties bij de reu
- Vulva plooi ontsteking
- Ammoniak bepaling voor diagnose van levershunt (bijvoorbeeld bij de Cairn Terriërs)
- Cryptochoridie (niet ingedaalde testikel)
Anaalklier/anaalzakontsteking
Algemeen
De anaalklieren, ook wel anaalzakjes genoemd, bevinden zich tussen de inwendige en uitwendige sluitspier van de anus en monden via 2 kanaaltjes uit naast de anus. Bij zwelling kunnen deze zakjes uitwendig zichtbaar worden op een stand van ‘4 uur’ en ‘8 uur’ rond de anus. Normaal functionerende anaalzakjes scheiden een sterk ruikende, bruin- tot leemkleurige stroperige tot dikke vloeistof af. Naast een middel ter sociale herkenning tussen honden is de functie van de vloeistof ook het op grote afstand terug kunnen vinden van de leefomgeving. Normaal legen deze zakjes zich tijdens het ontlasten. Daarnaast kunnen ze zich ook legen als de honden angstig zijn.
Om onduidelijke redenen komt het regelmatig voor dat de zakjes zich niet goed legen, ontstoken raken of een abces vormen. Als oorzaken worden wel genoemd:
- Te nauwe afvoerkanalen
- Onvoldoende functioneren van de buitenste kringspier van de anus
- Indikking van de vloeistof tot dikke stopverf als gevolg van te weinig lediging, infecties.of afwijkende ontlasting
De laatste oorzaak lijkt, hoewel deze vaak wordt genoemd, onwaarschijnlijk.
Drie verschillende vormen, uitingswijzen en behandelingen
Er zijn drie verschillende manieren waarop anaalklierproblemen zich kunnen uiten. Deze verschillende vormen staan veelal los van elkaar. Een hond die een anaalklier abces heeft, hoeft bijvoorbeeld nooit eerder volle of ontstoken anaalklieren te hebben gehad. Het regelmatig uitdrukken van de anaalklieren helpt dus ook niet ter voorkoming van ontstekingen (integendeel) of abcessen.
De drie verschillende type anaalklierproblemen moeten ieder op hun eigen wijze worden behandeld.
Anaalklier abcessen komen vooral bij kleine rassen voor.
- Overvulde anaalklieren
De inhoud van de zakjes is bij deze vorm vaak fors en verdikt tot taaie stopverf. Door de hierbij optredende irritatie gaat de hond vaak onder de staartbasis likken en bijten en/of met de kont over de grond schuren (sleetje rijden). Vaak wordt gedacht dat dit wormen zijn, maar dit is onterecht. Het type worm wat dit zou kunnen veroorzaken komt niet voor bij de hond in Nederland.
Behandeling: de behandeling bestaat uit het (inwendig) leeg masseren van de anaalklieren. Verder kan het inwendig aanbrengen van zalf de irritatie verminderen en de inhoud verdunnen waardoor de hond een periode makkelijker de inhoud kwijt kan raken. - Ontstoken anaalklieren
Anaalklieren raken waarschijnlijk ontstoken als de darmflora die aanwezig is in het anale gebied, de anaalzakjes binnendringen. De ontstoken anaalklierzakjes produceren ontstekingsvocht waardoor de inhoud van de zakjes nu vaak juist dun wordt. De anaalzakjes hoeven daarbij niet erg vol te zijn, maar zijn verhoudingsgewijs veel pijnlijker dan bij een anaalklierverstopping Dit uit zich als zwelling, roodheid en pijnlijkheid in het anaalkliergebied. De verschijnselen kunnen sterk lijken op die van anaalklierovervulling al lijkt de jeuk vaak minder hevig.
Behandeling: de behandeling moet niet alleen bestaan uit het ledigen, maar ook uit het behandelen van de anaalklierontsteking zelf. Behandeling van de anaalklierzakjes door ze te vullen met antibiotische zalf of ze te spoelen met desinfecterende vloeistof (chloorhexidine) heeft daarbij de voorkeur boven de behandeling met antibioticatabletten. - Anaalklierabcessen
De infectie van anaalklieren kan ook leiden tot de vorming van een abces. Een hond met een anaalklierabces heeft vaak wat verhoging, is niet in orde en heeft vaak heftige pijn in het staartgebied. Temperaturen of zelfs het optillen van de staart kan al tot fel verzet of pijnuitingen leiden. Bij ernstige pijn kan de hond ook weigeren te gaan zitten of neemt het een dusdanige zithouding aan dat het pijnlijke gebied niet wordt belast.(scheef zitten). Naast de anus is een gebied met roodheid en zwelling zichtbaar. Bij doorbreken wordt vaak een bloederige vloeistof gezien.
Behandeling: de hond kan het best onder een roesje behandeld worden. Hierbij wordt het afwijkende weefsel verwijderd en wordt er bij voorkeur een drain aangelegd om het gebied nog een aantal dagen de gelegenheid te geven om goed al het ontstekingsvocht af te voeren. Na het verwijderen van de drain sluit het gat zich gewoonlijk snel. Indien het abces spontaan doorbreekt knapt de hond vaak zienderogen op. Toch kan de hond het best alsnog even behandeld worden omdat bij het te vroeg sluiten van de abcesopening zich weer een nieuw abces kan vormen.
Chirurgische verwijderen van de anaalklieren
Soms is het noodzakelijk de anaalzakjes chirurgisch te verwijderen. Behalve bovengenoemde klachten in het geval van een ontsteking kunnen de anaalklieren ook onder normale omstandigheden de vervelende eigenschap hebben zich spontaan te legen, waarbij er een stinkende vlek op de lig- of zitplaats achtergelaten wordt. Indien dit met grote regelmaat gebeurt, kan dit een reden zijn om de zakjes chirurgisch te verwijderen.
Redenen voor chirurgische verwijdering zijn:
- Regelmatig terugkerende ontsteking van de anaalzakjes.
- Veel verlies van anaalkliervocht is belastend voor de omgeving.
- Verlies van anaalkliervocht bij hondjes die veel op schoot zitten.
- Terugkerende anaalzakabcessen.
- Bij niet ontstoken anaalzakjes (dus zonder ziekte van de anaalklieren) het spontaan legen op ongewenste plaatsen (vooral binnenshuis).
Bijtwonden door en bij honden
Ernst
In het algemeen kan gezegd worden dat bijtwonden waarbij de huid geperforeerd wordt enorm onderschat worden, voornamelijk omdat men niet ziet wat er werkelijk aan de hand is. Hierdoor wordt snel gedacht dat er alleen twee ‘gaatjes’ zijn. Het onderschatten van bijtwonden is een bekend probleem en geeft nogal eens emotionele discussies omdat de tegenpartij of verzekering niet snapt dat de behandeling zo uitgebreid moet zijn bij ‘alleen maar twee gaatjes’. Als honden elkaar bijten, gaan de hoektanden onder de huid naar elkaar toe en ondermijnen en infecteren daarmee het hele gebied tussen de beide gaatjes in de huid. Tijdens het bijten wordt het vel daarbij ook nog eens opgetild en dus losgetrokken van de ondergrond. Indien u na een gevecht twee gaatjes vindt, moet u er dus rekening mee houden dat het in werkelijkheid een geïnfecteerde wond ter grootte van tenminste de afstand tussen de twee gaatjes betreft. De ernst van de bijtwond hangt naast de mate van beschadiging ook enorm af van de lokalisatie. Berucht zijn bijtwonden waarbij de hond in de hals is gepakt door een grotere hond en heen en weer is geschud als afstraffing. De gaatjes zitten daarbij boven op de hals en rug, terwijl het wondvocht met daarin de bacteriën van de bek van de andere hond onmiddellijk via het losgescheurde halsgebied langs de halsvlakte naar beneden zakt. Bijtwonden in de hals en de flank hebben daarom vaak een heel ander verloop dan bijtwonden aan poten, kop of borstkas.
Behandeling van bijtwonden
Ook als direct na het bijtincident antibiotica wordt gegeven is dit bij bijt- en scheurwonden vaak onvoldoende. Bij bijt- en scheurwonden is de omgeving van de huid en het onderhuidse weefsel eveneens beschadigd waardoor ook de bloedsomloop sterk verstoord is. Antibiotica en het afweersysteem kunnen dan niet meer goed doordringen in het geïnfecteerde gebied. Wel voorkomt antibiotica meestal het verspreiden van bacteriën in de rest van het lichaam (sepsis) en daarmee het ziek worden van de hond. Het spoelen van de wond direct na het bijtincident is vaak geen goede keuze, omdat hierdoor de infectie alleen maar wordt verspreid.
Indien het een bijtwond in een gebied met veel los vel betreft, is de holtevorming sterk bepalend voor het verloop en de noodzakelijke behandeling. De omvang van de holte is door voorzichtig sonderen van de wond vast te stellen. Indien de huid is geperforeerd maar er alleen een bijtkanaal is ontstaan en er weinig los of losgetrokken weefsel in het omliggende gebied aanwezig is, dan is het plaatsen van een drain met een opening op het laagste punt vaak voldoende.
Indien echter de huid niet alleen is geperforeerd maar ook is losgetrokken van de ondergrond, dan vormen zich te makkelijk allerlei pockets en holtes die niet goed met een of meerdere drains kunnen worden behandeld. Indien de lokalisatie van de wond dit toe laat, is het effectiever de huid te openen zodat goed alle vuil en afstervend weefsel is te verwijderen. Dit lijkt een erg drastische methode maar geeft een veel sneller en beter resultaat met een veel kortere genezingstijd, minder kosten en minder teleurstellingen. Het litteken valt vaak later mee. Alles hangt uiteindelijk ook weer af van de geneeskracht, voedingstoestand en bouw van de hond.
Bijtwonden bij de mens
Er is in Nederland geen centraal meldpunt van bijtincidenten. Hierdoor zijn met name de minder ernstige gevallen die niet in een ziekenhuis worden behandeld niet goed in kaart gebracht. Er moet onderscheidt gemaakt worden tussen ernstige bijtincidenten en minder ernstige bijtincidenten
De ernstige bijtwonden (waar bijvoorbeeld plastische chirurgie of ziekenhuis opname nodig is) worden veroorzaakt door een beperkt aantal rassen. Belangrijk is daarbij dat de honden van deze rassen vooraf geen signaal afgaven aan de omgeving dat dit bijtincident ging plaats vinden. In tegenstelling tot een veel gehoorde gedachte gebeuren bijtindcidenten veelal “zomaar”. Juist dit maakt gedragstherapie als preventie zo moeizaam. Het gaat in 99,99% van de gevallen niet om hoe prettig, sociaal en lief de hond is. Het gaat er om wat een hond doet met zijn enorme kaken en gespierde lichaam in de 0.01% van de gevallen. Indien je de ernstige gevallen na leest is het opvallend dat het juist om een bekende hond ging waarbij er nooit twijfel was.
De minder ernstige bijtwonden worden eveneens veroorzaakt door een zeer beperkt aantal rassen (20 rassen zijn verantwoordelijk voor meer dan 90% van de bijtwonden) Hier kan gedragstherapie of verplichte opleidingen misschien veel betekenen ook omdat de conflicten zich vaak zichtbaar aandienen.
Veel bijtincidenten vinden plaats tussen hond en kind. Als ouder of honden eigenaar is het goed om een kind te leren wat een hond is en hoe hier mee om moet gegaan. Zie de eenvoudige adviezen van het blue dog project.
Verantwoorde huisdieren bezit begint bij een verantwoorde keuze Er is een lijst op gesteld met probleem rassen. Denk bij aanschaf van een dergelijk ras het volgende: het kunnen prachtige honden zijn om te zien, maar deze rassen zijn niet alleen veel vaker betrokken bij (ernstige) bijtincidenten, maar het is goed denkbaar dat er binnen de verwachte levensduur van de hond allerlei maatregelen worden genomen tegen deze rassen in binnen en buitenland of in gemeenten (bewijs van goed gedrag moeten kunnen overleggen, verplichte opleiding, houdersbewijs, vergunning, verzekering, muilkorf gebod) welke het houden van dergelijke honden minder leuk maken voor u als aspirant eigenaar of voor de hond. Een hond die nooit geboren wordt is misschien een beter keuze dan het houden van een hond die allerlei beperkingen krijgt opgelegd.
Indien u gebeten wordt door het hond is het belangrijk dat u contact opneemt met uw huisarts. De huisarts zal u advies geven hoe u het beste de wond kunt verzorgen en kan u eventueel doorsturen naar het ziekenhuis indien de wond chirurgisch gesloten moet worden. Ook kan de huisarts bepalen of het nodig zal zijn om antiobitica te nemen. In sommige gevallen is het namelijk aangeraden om ter preventie antibiotica te slikken om te voorkomen dat de wond zal infecteren. Of u antibiotica voorgeschreven zult krijgen hangt van een aantal factoren af. Zo wordt er gekeken of er sprake is van een verminderd afweersysteem, op welk deel van het lichaam de wond zit en naar de diepte van de beet. De huisarts zal ook beslissen of het nodig zal zijn om een tetanusvaccinatie te geven. Dit hangt ook weer van u afweersysteem af en wanneer u voor het laatst een tetanusvaccinatie heeft gekregen.
Epilepsie
Wat is epilepsie?
Er is veel gedetailleerde diergeneeskundige informatie te vinden over de achtergronden van epilepsie. In dit artikel ligt vooral de nadruk op een praktische benaderingen van epilepsie en de waarde van medicatie en onderzoek. Epilepsie komt op alle leeftijden en bij alle rassen voor. Er wordt geschat dat 1 op de 20 honden tenminste één keer in hun leven een aanval krijgt. Sommige rassen zijn er gevoeliger voor dan andere.
Epilepsie is een ongecontroleerde ontlading van (een deel) van het zenuwstelsel. Deze afwijkende ontladingen kunnen zichtbaar gemaakt worden met een EEG (elektro-encefalogram). De manier waarop zich de epileptische aanval uit is daarbij afhankelijk van de lokalisatie waar de ontlading in de hersenen plaatsvindt en kan vele vormen hebben.
Uit onderzoek is gebleken dat ook vreemde gedragingen zoals bijvoorbeeld vliegen vangen die er niet zijn en het achter de staart aan rennen ook een vorm van epilepsie kunnen zijn. Indien vanuit deze epilepsiehaard de ontladingen zich uitbreiden naar de omringende hersencellen, dan kunnen uiteindelijk alle hersencellen en ook het ruggenmerg gelijktijdig ontladen en ontstaat een ‘grand mal’. Dit is de algemeen bekende vorm van epilepsie met ‘fiets’-bewegingen, verlies van speeksel, urine of feces.
De betekenis van epilepsie voor het baasje en voor het dier
Epilepsie is een probleem dat niet alleen gaat over het dier zelf. Het idee dat de hond of kat op de meest onvoorspelbare momenten een aanval kan krijgen, is ook belastend voor de eigenaar. Als er besloten wordt tot euthanasie, dan is dit vaak niet alleen gebaseerd op de gedachte dat de hond of kat geen dragelijk leven heeft maar ook het gevolg van de belasting die een huisdier met epilepsie met zich meebrengt voor de eigenaar. Mensen die zelf epilepsie hebben, kunnen allerlei doodnormale bezigheden zoals autorijden en fietsen niet meer veilig uitoefenen en zijn daardoor ernstig belemmerd in hun dagelijks leven. Voor honden en katten geldt deze belemmering in hun dagelijkse bezigheden eigenlijk niet. Goed beschouwd zijn huisdieren bij een epileptische aanval alleen een ‘stukje kwijt’ en hebben ze zeker geen pijn. Bovendien treden veel epilepsieaanvallen bij de hond en kat vanuit rust op en zelden tijdens bijvoorbeeld het buitenwandelen, zwemmen of het op schuttingen klimmen. De werkelijk negatieve invloed van epilepsie op de kwaliteit van leven bij hond en kat wordt gauw overschat.
Epilepsie wel of niet behandelen
Of epilepsie moet worden behandeld is daarom altijd een meervoudige afweging. Hoe vaak heeft de hond of kat aanvallen? Treden ze op in series of staan ze op zichzelf? Zijn ze voorspelbaar? hoe lang duren ze? En als je niet ingrijpt: hoe lang duurt dan het herstel? Indien de epilepsie bijvoorbeeld bestaat uit 1 à 2 keer per maand een korte aanval vanuit rust, dan is niet behandelen misschien een betere keuze. Daarnaast is het goed te realiseren dat het niet behandelen van kortdurende epileptische aanvallen niet leidt tot steeds verdere beschadiging van de hersenen. Heel anders is dit voor clusterepilepsie of de ‘Status Epilepticus’. Dit is een vorm van epilepsie waarbij de ene aanval in de volgende overgaat. Hier is het wel wenselijk snel in te grijpen omdat dit wél een zichzelf verergerend proces is. De prognose bij deze zware vorm van epilepsie is echter altijd gereserveerd.
Oorzaken
Er zijn zeer veel oorzaken van epilepsie. De oorzaken kunnen daarbij zowel binnen (primair) als buiten de hersenen liggen. Ook als de oorzaak ín de hersenen is gelegen kunnen voeding, maar ook infecties van urinewegen, een ontstoken lever – kortom alles wat het lichaam uit balans brengt – (meer) epileptische aanvallen tot gevolg hebben. Bij de kat komt epilepsie minder vaak voor. Bij de kat is er eigenlijk altijd een afwijking verantwoordelijk voor de epilepsie.
Onderzoek
Wij zien vaak patiënten waarbij direct gestart is met medicatie zonder enige vorm van onderzoek. In een aantal gevallen is dit een gemiste kans. Een leverontsteking kan door medicatie verslechteren en zelfs de oorzaak van de epilepsie zijn.
Minimaal onderzoek
Naast vele denkbare en zinvolle onderzoeken is een bloedonderzoek naar de leverfunctie en algemeen urineonderzoek een minimumvoorwaarde voordat gestart wordt met medicatie. Dit onderzoek moet dus uitgevoerd worden vóórdat begonnen wordt met medicatie tegen de epilepsie.
Maximaal onderzoek
Naast uitgebreid algemeen bloedonderzoek kan het ook zinvol zijn specifiek bloedonderzoek te doen op infecties die geassocieerd worden met het optreden van epileptische aanvallen. Daarnaast kan het zinvol zijn foto’s van borst- en buikholte te maken. Het hart verdient daarbij speciale aandacht. Bij verdenking op ritmestoornissen kan het zinvol zijn een 24-uurs EEG (elektro-encefalogram) te maken. Een echo van lever, nieren en milt kan lokale aandoeningen zichtbaar maken. Met een onderzoek van het hersensvocht (liquor punctie) kunnen vormen van hersenvliesontsteking (meningitis) en ontstekingen van de hersenen zelf worden gediagnosticeerd. Afwijkingen aan de hersenen die met een hersenscan zichtbaar kunnen worden gemaakt zijn vooralsnog onbehandelbaar en hebben daarom nog beperkte waarde.
Medicatie
Er zijn een aantal mogelijkheden:
-
Niet behandelen en accepteren dat de hond of kat een beperkt aantal aanvallen heeft.
-
Uitgebreid onderzoek doen wat een behandelbare aandoening kan opleveren.
-
Het geven van phenobarbital op een dosering die een aanvaardbaar niveau van bijwerkingen oplevert (meer drinken en eten) gecombineerd met het tenminste 2x per jaar controleren van de leverwaarden.
-
Het geven van phenobarbital in hoge dosering direct bij de eerste aanval van een serie en deze weer verlagen na een periode van geen aanvallen.
-
Het geven van broom gedurende 2 tot 3 maanden. Tussentijdse bloedcontroles zijn noodzakelijk.
-
Combinaties van broom en phenobarbital.
-
Fenytoïnenatrium (Epitard). Dit is een laatste keuzemiddel vanwege de incidenteel ernstige (soms dodelijke) bijwerkingen. Onbekend met de ernstige gevallen wordt het soms te makkelijk voorgeschreven.
-
Humane medicatie. Hoewel incidenteel werkzaam hebben behandelingen met deze niet-diergeneesmiddelen een experimenteel karakter.
Bedenk echter wel dat elke therapie betekent dat op effect moet worden gedoseerd en dat het lang kan duren voordat een goede balans tussen werking en bijwerking wordt gevonden. Geen enkele therapie geeft dus zekerheid en aanvallen zullen dus bij een juiste dosering in mindere mate blijven optreden.
De “jonge honden” tumor (Histiocytoom)
De tumor zit gewoonlijk aan de huid vast, is stevig en onbehaard, snelgroeiend (weken of maanden), maar wordt niet groter dan 1-2 cm en heeft vaak de vorm van een opliggend roze-rood, niet pijnlijk bultje; een ‘knoopje’. In een aantal gevallen verdwijnen ze weer spontaan. Het eerste teken van het weer verdwijnen is het kapot gaan van het gladde oppervlak waardoor het meer het uiterlijk van een wondje krijgt. Het weghalen is eenvoudig, maar dus lang niet altijd nodig. De kwaadaardige vorm is zeer zeldzaam.
De tumor die hierop kan lijken is het mastocytoom. Deze tumor komt eigenlijk nooit bij jonge honden voor. Ook deze tumor ziet eruit alsof de huid beschadigd is. Veel hondeneigenaren denken dan ook dat het een slecht genezende wond is. Wonden of plekken die niet willen genezen, zeker als het geen jonge hond is, moeten dus altijd onderzocht worden. In een vroeg stadium is het verwijderen eigenlijk altijd nog mogelijk en succesvol.
Bij twijfel kan microscopisch (punctie) onderzoek of histologisch onderzoek (wegnemen van stukje weefsel) uitsluitsel geven.
Scheve kopstand
Inleiding
Een scheve stand van de kop is een neurologische afwijking die bij de hond nogal eens voorkomt. De afwijking wordt eigenlijk bijna altijd veroorzaakt door schade aan het evenwichtsorgaan (vestibulaire systeem). Omdat bij mensen vooral hersenbloedingen zich uiten in een halfzijdige verlamming, wordt vaak onterechte geconcludeerd dat het bij de hond ook om een dergelijke aandoening gaat. Helaas wordt deze verkeerde en te sombere diagnose vaak bij de hond gesteld, soms met alle gevolgen van dien. Daarom willen wij u graag over deze aandoening informeren.
Oorzaken
Gelukkig komen ernstige aandoeningen die bij de hond een scheve kop veroorzaken, slechts zelden voor.
Bij die ernstige aandoeningen kan worden gedacht aan:
- Een storing in het evenwichtsorgaan. Kenmerkend hierbij zijn ritmische spontane oogbewegingen als gevolg van een aandoening van de evenwichts (vestibulaire) zenuw, die het binnenoor met de hersenen verbindt.
- In de hersenen gelegen oorzaken. Deze gaan gepaard met uiteenlopende langzaam tot stand komende afwijkingen. De snelle oogbewegingen ontbreken hierbij.
- Tumoren, hersentrauma en hersenbloedingen. Deze zijn allemaal zeldzaam bij de hond.
- Infecties het midden- of binnenoor, soms als complicatie van een uitwendige oorontsteking. Deze infecties komen iets vaker voor.
Geriatrisch vestibulair syndroom
De meest voorkomende oorzaak van de scheve kopstand, vooral bij oudere honden, is echter het geriatrisch vestibulair syndroom. De oorzaak hiervan is nog onbekend. Omdat hierbij ook bij eventueel onderzoek na de dood geen structurele afwijkingen worden waargenomen, wordt ook wel gesproken van een idiopathische evenwichts (vestibulaire) aandoening.
Symptomen
- Een plotseling scheve kopstand.
- Evenwichtstoornissen.
- Een onzekere gang bij het lopen
- Omvallen.
- Ongecontroleerde snelle bewegingen van de oogbol (nystagmus). De pupil van het oog beweegt van links naar rechts of draait rondjes.
- Misselijkheid, braken en verminderde eetlust.
- Een leeftijd van 12,5 jaar of ouder.
Diagnose
Als uw hond dergelijke kenmerken vertoont, zal uw dierenarts een uitgebreid algemeen lichamelijk onderzoek doen. Om de andere hiervoor genoemde oorzaken van een scheve kopstand zoveel mogelijk te kunnen uitsluiten, wordt daarbij ondermeer gekeken naar eventuele neurologische symptomen en ziekten van de inwendige gehoorgang. Indien de symptomen wijzen op het geriatrisch vestibulair syndroom, wordt aanvullend onderzoek voor meer zekerheid, zoals röntgenologisch onderzoek, meestal uitgesteld, omdat de verschijnselen van dit syndroom binnen enkele dagen zullen afnemen. Indien de symptomen niet snel verbeteren, is verder onderzoek geïndiceerd om andere oorzaken van de scheve kopstand geheel uit te kunnen sluiten.
Behandeling
Behandeling is meestal niet nodig. Zonder behandeling zullen de symptomen binnen 2-3 dagen verminderen. Eventueel kan er wat ondersteunende therapie worden gegeven tegen de misselijkheid. De meeste dieren leren binnen 1 tot 2 weken de afwijking te compenseren en kunnen verder een normaal leven leiden. Een recidief van het geriatrisch vestibulair syndroom komt niet vaak voor. Wel kan het zijn dat de hond permanent een min of meer scheve kopstand houdt. Ook kan het dier last blijven houden van een wat onzekere gang bij het lopen.
Waarschuwing
Het beeld lijkt in eerste instantie altijd zeer ernstig. Dit komt vooral omdat we de ziekten van onze dieren vergelijken met de aandoeningen bij de mens, waardoor we bij dit soort symptomen vaak als eerste denken aan ernstige aandoeningen als hersensymptomen veroorzaakt door een infarct of een bloeding. Dergelijke aandoeningen komen bij dieren zelden voor. In bepaalde gevallen, zoals bij een tumor, zullen er naast de eerder beschreven verschijnselen vaak andere symptomen opvallen, zoals algemeen ziek zijn, verlamming van de aangezichtsspieren en het Horner Syndroom met het kenmerkende symptoom dat één pupil groter is dan de andere.
Voor er bij een scheve kopstand een te sombere diagnose wordt gesteld. moet eerst vast staan dat er geen sprake is van de meest waarschijnlijke oorzaak: het geriatrisch vestibulair syndroom.
Voorhuidsontsteking bij de reu
Algemeen
Voorhuidontsteking of in vaktaal balanoposthitis is een veel voorkomend probleem bij reuen. De reu verliest hierbij steeds enkele druppeltjes pus uit zijn geslachtsopening. De hond zelf heeft er nauwelijks hinder van, maar zijn omgeving vaak des te meer. De oorzaak is een infectie van de voorhuid. Dit treedt heel makkelijk op omdat de omstandigheden binnen de voorhuid ideaal zijn voor de groei van bacteriën. Het is er warm, vochtig en ook aan voedsel in de vorm van prostaatvocht is geen gebrek. Bovendien likt de seksueel actieve reu regelmatig aan zijn penis, wat ook voor de nodige infecties zorgt. Voorhuidontsteking zien we bij geslachtsrijpe reuen van alle rassen en alle leeftijden. Bijna alle reuen hebben er af en toe last van, maar bij sommigen neemt het echt hinderlijke vormen aan. Het is niet moeilijk om vast te stellen of een reu een voorhuidontsteking heeft. Een blik op z’n geslachtsdeel is meestal voldoende om te weten hoe het ervoor staat. Bovendien verraadt de patiënt zich door een spoor van pusdruppeltjes achter te laten en heeft hij veel aandacht voor dit gebied van zijn lichaam.
Andere mogelijk diagnosen
Andere redenen waarom een reu vocht uit zijn voorhuid kan verliezen zijn afwijkingen aan de voorhuid zelf, prostaatontstekingen en urinewegproblemen gepaard gaande met incontinentie. Indien de klachten ineens optreden bij de oudere reu dan moet de voorhuid goed geïnspecteerd worden op afwijkingen. Prostaatproblemen komen eigenlijk niet voor bij de jonge reu. Dit terwijl een voorhuidontsteking typisch een klacht is van de seksueel actief wordende reu. Bij prostaatontstekingen is het vocht vaak wat bloederig. Een eenvoudige maar wat onbekende methode om een prostatitis (prostaatontsteking) eenvoudig vast te stellen is via een urinekatheter een zogenaamd zuigbiopt nemen. Een standaard urinekatheter met een opening aan de zijkant wordt hiertoe rustig ingebracht totdat de urine juist afvloeit en de katheter dus in de blaas zit. Vervolgens wordt de katheter rustig enkele centimeters teruggetrokken. De opening van de katheter ligt nu in de prostaat. Met een injectiespuit wordt lichte onderdruk aangebracht waardoor de katheter zich vastzuigt in de prostaat. Door een kort rukje aan de katether wordt nu een beetje prostaatweefsel in de katheter gevangen wat geschikt is voor onderzoek. Veel reuen accepteren dit prima.
Behandeling
De behandeling bestaat uit het bestrijden van de infectie. Dit kan door in de voorhuid desinfecterende vloeistof aan te brengen (de zogenaamde voorhuid cleaners) of door te behandelen met antibioticahoudende producten. Het vervelende is alleen dat na het stoppen van de behandeling de klachten vroeg of laat weer terugkeren.
In veel gevallen is het castreren van de hond een praktische oplossing. Vooral als de voorhuidontsteking nog niet lang bestaat is dit eigenlijk altijd effectief. Als de kwaal al veel langer bestaat zullen de klachten in ongeveer 20% van de gevallen niet geheel verdwijnen, maar meestal wel beduidend minder worden.
Andere gevolgen van voorhuidontsteking
Door de voorhuidontsteking kan ook de buikhuid in de omgeving van de penis wat ontstoken zijn. De buikhuid in de omgeving van de penis is dun en weinig behaard en kan door spatjes urine en door contact met de vele bacteriën en de pus uit de voorhuid verontreinigd worden, wat kleine ontstekingen veroorzaakt. Vooral bij plassen op een harde ondergrond kan ook de binnenkant van de poten verontreinigd worden. Deze aandoening wordt wel eens verward met juveniele pyodermie (een lichte huidontsteking van vooral het liesgebied) maar verdwijnt als het plasgedrag aangepast wordt of de voorhuid wordt schoongehouden. Deze huidaandoening is te herkennen omdat deze rond de penis in ernst toeneemt wat met de juveniele pyodermie niet het geval is.
Urineweginfecties bij de reu
Soms wordt gedacht dat een voorhuidontsteking de oorzaak is van urineklachten bij de reu. Dit is een onjuiste gedachte. Opgevangen urine is moeilijk te beoordelen. Deze is altijd rijk aan bacteriën en puscellen; zeker bij een reu met voorhuidsontsteking. Voor ervaren dierenartsen is het eenvoudig om de blaas rechtstreeks door de buikwand aan te prikken en zo urine te verzamelen. Urine die op deze wijze is verkregen, is veel geschikter voor onderzoek. Bij de teef is de plasbuis kort en mondt uit in de bodem van de vulva. Hierdoor kunnen bacteriën relatief makkelijk van buiten af in de blaas komen. Bij de reu is de plasbuis erg lang. Bovendien worden door het plasgedrag van de reu (vele kleine plasjes) de toch binnendringende bacteriën op tijd uit de plasbuis gespoeld. Deze vorm van opstijgende urineweginfecties komen bij de reu dus eigenlijk niet voor. Reuen waarvan via de (gepuncteerde urine) een urineweginfectie is vastgesteld moeten dus altijd verder onderzocht worden.
Vulva plooi ontsteking
Bij klachten van de vulva zal de teef de neiging hebben hier aan te likken. Vooral als het gebied rond de vulva sterk geplooid en behaard is zal tussen de plooien snel een vochtige huidontsteking ontstaan. Dit geeft verder irritatie en likgedrag en is bovendien vaak zeer pijnlijk waardoor de teef ook kan gaan schuren op de straat en deurmat. Deze cirkel van irritatie-likken-ontsteking moet worden doorbroken. Daarnaast moet er goed aandacht worden geschonken aan eventuele oorzaken:
- Incontinentie
Zelfs enkele druppeltjes urine verlies in de slaap kunnen dit probleem in gang zetten. Urine vloeit tussen de plooien rond de vulva en veroorzaakt daar irritatie (urine brand).
Belangrijk is te weten wat de concentratie van de urine is. Als deze waterig is, dan is het vaak vooral de hoeveelheid urine die een probleem vormt en moet er gezocht worden naar oorzaken van de weinig geconcentreerde urine. Indien de urine normaal geconcentreerd is dan moet vooral gedacht worden aan een minder goed sluitende blaashals spier. Dit laatste komt vooral bij de oudere (gesteriliseerde) teef voor en kan vaak het meest succesvol behandeld worden met een lage dosis oestrogenen. Wel moet u bij de gesteriliseerde teef er zeker van zijn dat de baarmoeder bij “sterilisatie” geheel is verwijderd. - Plooi vorming
Plooi vorming rond de vulva verschilt sterk van ras tot ras. Daarnaast heeft de grote van de vulva flink invloed. Jonge honden die vroeg gesteriliseerd worden hebben vaak een diepliggende kleine vulva. Bij oudere honden is deze vaak groffer en is de huid ruimer. Bij dikke honden ligt de vulva ook vaak dieper. - Urineweginfecties
Urine weg infecties kunnen een branderig gevoel bij het plassen geven met likken na het plassen tot gevolg. Let op: opgevangen urine bevat vaak sporen van een ontsteking uit de vulva en het gebeid daarom heen. De conclusie blaasontsteking kan dan ook niet goed gemaakt worden met opgevangen urine. Bij deze patiënten is het vaak beter om urine door middel van een punctie te verkrijgen. Met enige ervaring is dit pijnloos en eenvoudig te doen bij de meeste teven. - Vaginitis
Niet als een urine weg infectie kan een vaginitis (ontsteking van de vagina) likken veroorzaken..
Ammoniak bepaling voor diagnose van levershunt (bijvoorbeeld bij de Cairn Terriërs)
Bij Cairn Terriërs komt een bepaalde afwijking aan de lever, de levershunt, relatief vaak voor. Volgens de regels van het NCTC (Nederlandse Cairn Terriër Club) moet er aan de hand van deze ammoniak test door een dierenarts gecontroleerd worden op een levershunt, voordat er met het dier mag worden gefokt. Een aantal fokkers laat ook hun pups op deze aandoening controleren voordat ze naar de nieuwe eigenaar gaan. Bij deze aandoening wordt het bloed uit de darmen niet goed gezuiverd door de lever omdat dit bloed niet door de lever gaat maar er omheen.
Normaal wordt het bloed uit de achterste helft van het lichaam naar het hart gevoerd via een grote ader. De zogenaamde holle ader. Om er voor te zorgen dat het bloed met voedingsstoffen uit de darmen eerst wordt gezuiverd wordt dit bloed eerst door de lever geleid voordat dit in deze grote holle ader komt. Alle vaten uit maag en darmen komen daartoe samen in een groot bloedvat: de poortader. De poortader voert het uit de maag en darmen verzamelde bloed dus eerst door de lever waar het wordt gezuiverd en van afvalstoffen ontdaan, voordat dit bloed zich in de holle ader mengt met de rest van het bloed. In het geval van een lever shunt loopt er een extra verbinding tussen de poortader en de holle ader. Hierdoor stroomt het bloed uit de darmen niet geheel door de lever maar voor een deel er langs. Hierdoor wordt dus een deel van de afvalstoffen niet uit het bloed gehaald waardoor de giftige stoffen in het lichaam van het dier terecht komen.
Ammoniak (NH3) is een stof die in normaal functionerende darmen wordt gevormd bij het afbreken van eiwitten door bacteriën. Omdat deze stof zeer giftig is wordt deze indien al het bloed uit de darmen door de lever wordt geleidt zeer efficiënt door de lever verwijderd. Stroom het bloed langs de lever dan komt er dus ook bloed met ammoniak in de rest van het lichaam terecht. Bij een levershunt waarbij een deel van het bloed dus om de lever heen stroomt zal er ammoniak in de rest van het lichaam terecht komen. Door het meten van dit ammoniak in het bloed kan een levershunt dan ook vermoed worden.
Na een zeer eiwitrijke maaltijd kan zoveel ammoniak geproduceerd worden door de darmen dat dit soms ook meetbaar is. De bepaling is daarom het meest betrouwbaar als het dier tenminste 8 uur nuchter is. De ernst van de aandoening wordt bepaald door de hoeveelheid bloed die door de lever gaat, in verhouding tot de hoeveelheid bloed die eromheen stroomt. Het kan voorkomen dat op het oog gezonde hondjes toch deze aandoening in lichte mate hebben. Om te voorkomen dat op het oog gezonde hondjes deze aandoening doorgeven aan het nageslacht verplicht de Nederlandse Cairn Terriër Club hun leden alle hondjes waarmee gefokt wordt te controleren op deze aandoening. Alleen met hondjes die vrij zijn mag gefokt worden. Dit is ook het grote nadeel van het kopen van pups zonder dat deze een stamboom hebben. Immers als niet bekend is wie de ouders zijn en dit ook niet door een onafhankelijke stichting is gewaarborgd in de vorm van afstammingspapieren (de stamboom) dan is ook niet bekend of de voorouders onderzocht en vrij zijn van deze aandoening.
Lees elders op de site over misverstanden omtrent de waarde van een stamboom.
Cryptochoridie (niet ingedaalde testikel)
Algemeen
De teelbal (testikel) bij de reu wordt al vroeg in de vorming van het embryo aangelegd diep in de buik, in een gebied achter de nieren. Net als de nieren worden de teelballen dubbel aangelegd. Teelballen kunnen niet ingedaald zijn, maar zijn wel aangelegd. De kans dat teelballen werkelijk niet zijn aangelegd is net zo onwaarschijnlijk als geboren worden met slechts 1 nier of het missen van een poot. Na de geboorte beginnen de teelballen een reis door de buik om gewoonlijk tussen de 1e en de 3e maand via het lieskanaal in de balzak te verschijnen. Bij een aantal reuen verloopt dit proces niet volledig en wordt de reis naar de balzak niet afgemaakt. De niet-afgedaalde teelbal kan zich in dit geval dus overal tussen de achterzijde van de nier en de balzak bevinden. Soms kan de niet in de balzak afgedaalde bal worden gevoeld in het lieskanaal.
Wat betekent dit nu voor de reu? Een niet-afgedaalde bal produceert net als een afgedaalde bal de gebruikelijke mannelijke hormonen. Het eenzijdig verwijderen van de buiten het lichaam aanwezige bal heeft dan ook geen invloed op de geslachtsdrift. De overgebleven teelbal in het lichaam gaat dan gewoon meer testosteron produceren. Wel is het zo dat de ‘binnenbal’ geen vruchtbaar zaad produceert. Voor de rijping van het zaad in de bijbal is het namelijk noodzakelijk dat de bal buiten het lichaam ligt, waar het enige graden koeler is. Als gevolg hiervan heeft een niet afgedaalde bal geen ontwikkelde bijbal en is deze kleiner en anders van vorm. Hierdoor is deze lastig te voelen in de buik, of te herkennen tijden echo onderzoek of chirurgie. Een reu met een eenzijdig niet-afgedaalde bal is net zo vruchtbaar als een reu met twee ingedaalde ballen. Omdat het hier om een erfelijk bepaalde aandoening gaat is het onverstandig om een dergelijke reu in te zetten voor de voortplanting. Indien het wenselijk is de reu te castreren dan dient dus ook de binnenste bal te worden verwijderd. Dit is voor een ervaren chirurg goed uitvoerbaar.
Het risico van teelbalkanker
Teelbalkanker komt bij ongeveer 1 op de 1000 (oudere) reuen voor. De teelbal neemt dan duidelijk in grootte toe, hetgeen goed zichtbaar is en gewoonlijk een reden is voor een bezoek aan de dierenarts. Een deel van reuen met teelbalkanker heeft ook hormonale stoornissen die zich bijvoorbeeld kunnen uiten in een huidaandoening. Castreren, het verwijderen van de afwijkende teelbal is een simpele oplossing. Indien dit op tijd gebeurd zijn uitzaaiingen in het eerste jaar vrij zeldzaam. Bij de in de buik aanwezige bal is het risico ongeveer 20-25x groter. Dit betekent dat 1 op de 40-50 reuen vroeg of later een tumor van de teelbal ontwikkelt. Omdat de teelbaltumor in de buik voor u als eigenaar niet zichtbaar is en dus veelal pas laat ontdekt wordt, betekent dit dat er in meer gevallen al een uitzaaiing zal zijn ten tijde van ontdekking. Daarnaast kan deze door de tumor mogelijk sterk vergrote teelbal ook andere buikklachten geven.
Hoe te handelen met het oog op teelbalkanker?
In het verleden was dit vergrootte risico op teelbalkanker altijd reden voor dierenartsen om te adviseren de binnenbal door middel van een buikoperatie te verwijderen. Omdat veel dierenartsen geen of weinig ervaring hebben met deze operatie heeft de operatie de naam moeilijk te zijn. Dit kan van invloed zijn op het advies van een dierenarts de binnenbal te laten zitten. In de handen van een ervaren chirurg dierenarts is het preventief verwijderen van de binnenbal echter nog steeds een goed keuze.
Alternatieven voor chirurgie
Een op de 40-50 reuen is een flink risico en een goede reden om over te gaan op preventieve verwijderen van de teelbal. Met de opkomst van het echo onderzoek is het ook mogelijk door jaarlijkse echo onderzoek het dier te onderzoeken op teelbalkanker en zo er voor te kiezen om alleen de teelbal te verwijderen indien dit nodig is. Een dergelijk onderzoek zou bijvoorbeeld gecombineerd kunnen worden met de jaarlijkse vaccinatie. Toch blijkt in praktijk dat de motivatie jaarlijks controleren vaak op de achtergrond raakt. Ook zijn de kosten van een jaarlijks echo onderzoek gewoonlijk uiteindelijk hoger als preventieve chirurgie
Andere complicaties
Een enkele keer blijkt een vrij in de buik liggende (vergrootte) teelbal om zichzelf te kunnen draaien waarbij deze zijn eigen bloedvat voorziening afknelt en enorm zwelt. Deze situatie is erg pijnlijk en geeft ernstige pijnklachten. De hond moet hier acuut operatief aan geholpen worden. Dit betekent tevens dat behalve een jaarlijkse echo ook bij elke acuut buikprobleem gecontroleerd moet worden op deze aandoening. Achteraf hadden deze eigenaren vaak toch liever preventief geopereerd
Conclusie/advies bij een niet ingedaalde bal
In verband met het risico op tumorvorming bij cryptorchidie is ons advies bij een niet-ingedaalde bal dan ook het volgende:
- Indien castratie wenselijk is, deze door een dierenarts met voldoende chirurgische ervaring te laten uitvoeren.
- Indien u een operatie niet wenselijk acht of niet wil laten castreren:
- De situatie regelmatige (tenminste jaarlijks) te laten controleren.
- De binnen bal preventief te laten verwijderen en de buitenbal te laten zitten
Deze laatste keuze blijft dus een persoonlijke
De operatie
Indien besloten wordt de binnenbal operatief te verwijderen, wordt in de praktijk meestal pas voor aanvang van de operatie met behulp van echo-onderzoek de exacte lokalisatie van de binnenbal bepaald. Dit is het meest praktisch: De hond ligt dan door de narcose goed stil en is geschoren. Door met de echo de locatie van de bal te bepalen kan de operatieve ingreep worden beperkt. Dit komt het verloop de ingreep ten goede. Dit is ook de reden waarom wij in verband met het risico op teelbalkanker de voorkeur geven aan het preventief verwijderen van de niet-ingedaalde bal.
Complicaties bij teelbaltumoren
Een niet ingedaalde teelbal kan ook andere problemen veroorzaken dan uitzaaiingen of hormonale veranderingen (feminisatie syndroom). Zo hebben wij al enige malen meegemaakt dat deze teelbal was getordeerd en daardoor afgeklemd en gezwollen, wat tot heftige buikpijn leidt. Omdat we dit nu een flink aantal keren hebben meegemaakt en van buiten af deze gezwollen massa niet goed is te onderscheiden van andere (mindere gunstige) oorzaken in de buik hebben wij inmiddels de ervaring dat de waarde van de jaarlijkse echo controle beperkt is.